Europa’s Elektrische Toekomst: Kans of Bedreiging voor de Auto-industrie?

Huidige toestand van de Europese autosector

Fabrieken worden ondersteund door overheidssteun via belastingbetalers, terwijl ze voertuigen produceren die wereldwijd niet langer in de markt worden gezet. Straten kampen met vervuiling veroorzaakt door dure, grote en verouderde auto’s. Europa lijkt stil te staan in de tijd en vormt een afwijking in een wereldwijde economie waarin veel markten de oude verbrandingsmotor hebben vervangen door meer geavanceerde, schonere en concurrerender technologieën.

Hoe realistisch is dit scenario?

De uitkomst hangt af van drie beslissingen die de Europese Commissie op woensdag 10 december moet nemen. Deze beslissingen betreffen de CO₂-normen, een nieuw verbod op oude voertuigen en de netwerkplanning voor elektriciteitsvoorziening. Europa was in vele opzichten koploper op het gebied van de omschakeling van benzine- en dieselauto’s naar elektrische voertuigen (EV’s).

Toch wordt deze voortgang gebaseerd op een wirwar van regelgeving en stimulansen die niet altijd consequent worden toegepast en die gemakkelijk teruggedraaid kunnen worden. Op dit moment staat de sector op mogelijk instabiel terrein, terwijl wereldwijde markten sneller in beweging komen. Zo verkopen landen als Thailand en Vietnam inmiddels meer EV’s dan veel westerse landen, terwijl China zich snel blijft ontwikkelen.

De inzet van Europa en de wereldwijde concurrentie

Tijdens haar recente State of the Union-toespraak benadrukte Commissievoorzitter Ursula von der Leyen dat, ongeacht de omstandigheden, de toekomst elektrisch is. Toch rijst de vraag of die toekomst daadwerkelijk in Europa ligt.

De kern van het Europese beleid bestaat uit de CO₂-normen voor voertuigen en de belangrijke maatregel: de uitschakeling van nieuwe benzine- en dieselauto’s vanaf 2035. Bedrijven in heel Europa, waaronder leden van Climate Group’s EV100-netwerk, hebben de afgelopen jaren miljarden geïnvesteerd om zichzelf en de Europese markt klaar te maken voor elektrisch vervoer. De duidelijkheid die wordt geboden door de deadline van 2035 en de striktere emissiereductiedoelen in de jaren daarvoor, vormen voor hen de leidraad.

Het belang van de 2035-uitsteldatum en de risico’s van flexibiliteit

Het is essentieel dat de afbouwdatum gehandhaafd blijft bij de komende herziening van de normen. Het afzwakken van de regels door flexibele maatregelen of uitstel zou op korte termijn aantrekkelijk kunnen lijken voor autofabrikanten, maar het risico op lange termijn is groot. Het zou de ontwikkeling en productie van EV-technologieën belemmeren en de wereldwijde concurrentiepositie van Europa schaden. Daarbij zou het de sector destabiliseren, van bestuurskamers tot batterijproducenten.

Vraag naar EV’s en de rol van de bedrijfswagenvloot

Waar bevindt de vraag naar elektrische voertuigen zich dan wel? Deze vraag, vaak gebruikt door autofabrikanten die pleiten voor minder strikte CO₂-regels, is niet helemaal correct. Europa’s grootste bedrijfsvoertuigenparken, die meer dan de helft van alle nieuwe autoverkopen uitmaken, leiden de transitie al. Veel van hen zijn nu voor meer dan 50 procent elektrisch. Het voortdurende succes hangt af van een consistente en groeiende beschikbaarheid van EV’s en meer modelkeuzes.

Aangezien bedrijfswagens 60 procent uitmaken van alle nieuwe autoverkopen in de EU, is de vraag duidelijk zichtbaar. De automotive industrie moet deze vraag nu volledig bedienen. Om die vraag verder te stimuleren, overweegt de Commissie een langverwachte verplichting voor bedrijfsvoertuigen. Het stellen van ambitieuze doelen voor bedrijfswagens om over te schakelen op EV’s zou de verkoop kunnen versnellen, prijzen verlagen en een markt creëren voor tweedehands EV’s voor gewone consumenten.

De noodzakelijke synergie tussen normen en vraag

Deze beleidsmaatregelen — normen voor CO₂ en de fleet-voorschriften — vullen elkaar aan. Een sterke vraag vanuit de bedrijfssector zorgt ervoor dat fabrikanten hun verkoopdoelen kunnen halen, terwijl een aanbod van voldoende EV’s essentieel is voor bedrijven om hun fleet-doelstellingen te realiseren. Beide beleidslijnen kunnen alleen slagen als ze elkaar versterken.

De rol van infrastructuur

Tot slot heeft Europa een robuust netwerk van laadpunten nodig om aan de groeiende vraag te voldoen. Inmiddels zijn meer dan een miljoen publieke laadpunten geïnstalleerd, maar verdere uitbreiding, vooral voor vrachtvervoer, vereist upgrades van het elektriciteitsnet. Veel laadprojecten worden vertraagd door beperkte netcapaciteit, bureaucratie, trage procedures en gefragmenteerde planning.

Fleets vragen om goed doordachte netwerken en snelle, betaalbare oplaadmogelijkheden. Daarnaast moet het energiesysteem zich aanpassen door EV’s toe te laten om buiten de piekuren te laden en ons te voorzien van schone energie.

Met de komende Grids Package moet de EU prioriteit geven aan het moderniseren van het elektriciteitsnet, vergelijkbaar met de bouw van spoorwegen, luchthavens en wegen. Europese bedrijven zijn klaar voor deze transitie. Voorbeelden zoals Ikea, EDF, Maersk, Unilever, AstraZeneca en andere laten zien dat het elektrificeren van bedrijfsvoertuigen logisch is voor de bedrijfsstrategie.

De toekomst van Europa’s elektrische mobiliteit

Om de leidende positie in de wereldwijde markt voor schone transportoplossingen te behouden, moet Europa vasthouden aan de deadline van 2035, ambitieuze bindende doelen voor de bedrijfswagenvloot stellen en investeren in een modern energie- en netwerksysteem. Zakt Europa onder druk weg, dan riskeert het niet alleen haar auto-industrie, maar ook haar economische positie wereldwijd.

Elk geval van nieuwe regelgeving, uitbreidingen en technologische innovaties vereist een stabiel en duidelijk beleidsklimaat. Europa’s doorzettingsvermogen nu bepaalt of het de koppositie in de transitie naar schone mobiliteit behoudt of achterblijft.