Huidige ontwikkelingen en onzekerheid in Brussel
Op dit moment verkeert Brussel in een bijzondere fase van hervormingen. Er worden pakketjes voor vereenvoudiging en deregulering voorbereid, hoewel geen van deze packages tot nu toe is teruggekomen. De Europese Commissie werkt aan een strategie voor haar concurrentievermogen, terwijl het Europees Parlement debatteert over de manier om de technologische kloof met de Verenigde Staten te dichten. Daarnaast krijgt Europa ook meer oog voor de ontwikkeling in China, dat zich steeds meer positioneert op technologisch vlak. Tegelijkertijd volgen lidstaten de voortgang op beide continenten met grote belangstelling.
Een populaire maar betwiste theorie over technologisch achterblijven
In deze context dook recent een schijnbaar modieuze, maar discutabele gedachte op, naar voren gebracht in een arbeidsrapport door Yann Coatanlem en Olivier Coste van de Bocconi Universiteit. Deze theorie werd versterkt door publicaties zoals The Economist en beweert dat Europa achterblijft in technologische en biotechnologische innovatie voornamelijk omdat het “te duur” zou zijn om werknemers te ontslaan. Hoewel deze visie misschien intuitief aantrekkelijk klinkt, is ze volgens kenners fundamenteel misleidend.
De aantrekkingskracht en de tekortkomingen van de ontslagkosten-theorie
Het is niet moeilijk te begrijpen waarom deze ideeën enige populariteit genieten. Europa hinkt inderdaad achter op investeringen en moet meer technologische dynamiek tonen om niet achter te blijven bij wereldleiders in digitale en andere technologische sectoren. Dit werd ook onderstreept in het rapport van Draghi. Toch is de kern van de zogenaamde “ontslagkosten”-theorie problematisch. Coatanlem en Coste proberen de kosten voor herstructureringen in verschillende EU-landen te meten met gegevens uit bedrijfsrapporten, maar deze cijfers geven slechts een fragmentarisch beeld.
De zogenaamde “restructureringskosten” bestaan uit een mengelmoes van severance payments, afschrijvingen van activa, sluitingen van faciliteiten, goodwill-impairments en strategische voorzieningen. Ze zijn geen betrouwbare indicator voor de bescherming van banen. Ze weerspiegelen simpelweg de boekhoudkundige keuzes van de financiële afdelingen van bedrijven, zonder dat hierop een directe link ligt naar arbeidsbescherming of ontslagregelingen. Het bouwen van arbeidsmarktbeleid op deze data zou daarom economisch onverstandig en beleidsmatig riskant zijn.
Factoren die innovatie daadwerkelijk beïnvloeden
Ook wordt in het rapport een schijnbare correlatie getoond tussen geschatte ontslagkosten en het niveau van R&D-inspanningen in bepaalde sectoren. Maar correlatie betekent niet automatisch causaliteit, zeker niet in beleid gericht op innovatie. Belangrijke factoren zoals overheidsfinanciering voor onderzoek, de ontwikkeling van durfkapitaal, inkoopregels en belastingvoordelen worden in de analyse niet meegenomen, terwijl deze juist een grote invloed hebben op de innovatieve prestaties van een regio.
Het is een klassieke valstrik om op basis van een beperkt aantal patronen grote conclusies te trekken. Het eenvoudig grafisch plaatsen van enkele gegevenspunten op een chart leidt niet tot een solide routekaart voor beleid. Brussel zou zich hier niet in moeten laten misleiden.
De Denmark-case en de rol van sociale zekerheidsstelsels
De auteurs baseerden hun analyse onder meer op Denemarken, dat zij presenteren als bewijs dat lage “herstructureringskosten” innovatie stimuleren. Deze interpretatie is echter misleidend. Denemarken is succesvol vanwege een uitgebreid systeem van inkomenszekerheid, gecoöpteerde sociale partners, collectieve arbeidsovereenkomsten, arbeidsmarktbeleid en voortdurende publieke investeringen in wetenschap en vaardigheden. Flexibiliteit op de arbeidsmarkt wordt hier mogelijk gemaakt door het vertrouwen in een sterk sociaal vangnet. Haal je dat vangnet weg, dan valt het model uiteen en kun je niet simpelweg kopiëren zonder de onderliggende elementen te herstellen.
De mythe van Amerikaanse “wendbaarheid”
Een vergelijkbare romantisering brengt Coste naar voren met de snelle aanpassingen van Amerikaanse technologiebedrijven tijdens de AI-boom. Deze snelle ontslagen en hervormingen worden echter niet onderbouwd door structurele voordelen, maar door een combinatie van federaal onderzoeksbudget, defensieaankopen, diepe durfkapitaalmarkten en het voordeel van een enkele Europese markt en een aantrekkelijk universiteitssysteem. Deze factoren kunnen in Europa niet zomaar worden gerepliceerd door het gemakkelijker maken van ontslagprocedures voor oudere ingenieurs.
De idee dat het minimaliseren van ontslagkosten een stimulans voor innovatie en risico-kapitaal is, mist daarmee elke geloofwaardigheid. In werkelijkheid ligt het probleem vooral in het ontbreken van voldoende investeringen in wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling in Europa zelf.
Wat Europa echt moet doen
Het Europese innovatiegat wordt vooral veroorzaakt door een gebrek aan investeringen. Volgens de Commissie bedraagt de kloof in R&D-uitgaven tussen de EU en de VS ongeveer €300 miljard per jaar. Geen enkele arbeidsmarktmaatregel kan dat gat dichten. Investeren in kapitaal, het opschalen van industrieel beleid voor AI, biotechnologie en schone technologie, het verhogen van budgetten voor publiek onderzoek en het versnellen van investeringen in digitale en groene infrastructuur zijn veel belanrijkere opties. Daarnaast dienen levenslang leren en participatie van werknemers in innovatieprocessen te worden versterkt, onder meer via een Richtlijn voor een rechtvaardige transitie.
De onhoudbare voorstellen en de betekenis van arbeidsbescherming
Het voorstel van de auteurs om “hoogverdieners” te ontzien van arbeidsbescherming gaat voorbij aan de kern van het probleem. Technisch specialisten en onderzoekers, die van cruciaal belang zijn voor innovatie, hebben juist behoefte aan stevige arbeidscontracten. Het verminderen van hun baanzekerheid zou het Europese vestigingsklimaat juist afzwakken.
De dataset van Coste wijst op de sterke prestaties van landen als Denemarken, Zweden en Zwitserland, allemaal met solide arbeidsbescherming en sociale zekerheidsstelsels. Een les is dat vertrouwen en een goede sociale dialoog essentieel blijven voor de innovatiekracht van Europa. Het schuld geven aan ontslagregelingen is daarom niet alleen misplaatst, maar ook contraproductief.
Elke poging tot deregulering of afbraak van arbeidsrechten zonder passende structurele hervormingen zou de Europese innovatiepositie op de lange termijn schaden. Investeren in mensen en hun vaardigheden, en dat koppelen aan sterke sociale partners, blijft daarbij het sleutelprincipe. Brussel kan en moet dat beleid nu daadwerkelijk nastreven.





